Pedagogisch werkplan oktober 2024
Pedagogisch werkplan 2024
In de kinderopvang moeten de 4 pedagogische basisdoelen die zijn opgesteld door M. Riksen- Walraven terugkomen in het beleid.
De 4 basisdoelen zijn: Het bieden van emotionele veiligheid aan de kinderen, het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke én sociale competenties en de kinderen verschillende normen en waarde eigen laten maken.
Op Het Strand wordt gewerkt met de van de kwaliteitsboom. (Ontwikkeld door KIKI training en coaching.)
In de kwaliteitsboom staan doelen omschreven:
1. Op welke wijze kinderen een gevoel van (sociaal-emotionele) veiligheid geboden wordt in relatie tot:
• Pedagogisch werker
• Andere kinderen
• Materiele omgeving
2. Hoe bijgedragen wordt aan de ontwikkeling van de persoonlijke competentie van kinderen en hoe kinderen in staat worden gesteld zich te ontwikkelen op het gebied van motorische, creatieve, taal- en cognitieve competenties, zich aan te passen aan veranderde omstandigheden en problemen op te lossen.
- Hoe sociale competenties van kinderen wordt bevorderd en gestimuleerd op een manier die past bij de context van de opvang
- Op welke manier in de groepssetting van de kinderopvang de socialisatie van kinderen wordt ontwikkeld op het gebied van regels, normen en waarden en bijgedragen wordt aan culturele vorming.
De onderstaande pedagogische middelen worden gebruikt om de 4 basisdoelen naar praktijk te vertalen.
- Pedagogisch werker – kind interactie
Hoe communiceert of praat de pedagogisch werker met kinderen en hoe gaat hij/zij in het algemeen met de kinderen om, zowel verbaal en non-verbaal. - Groep
Wat zijn de unieke ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind waarin veel gezinnen niet kunnen voorzien. - Speel-leeromgeving Inrichting en aanbod van materialen.
Het gebruik maken van de ruimte om een veilige sfeer te scheppen. Met aandacht voor akoestiek, licht, kleur en indeling van de ruimte is veel te bereiken ten behoeve van welzijn van de kinderen in de opvang. Exploratie en ‘vrij’ spel zijn belangrijk. - Activiteiten
Het aanbieden van ’vaste’ activiteiten, ‘bijzondere’ activiteiten en de vaardigheid van de Pm-er om de activiteiten aan te bieden. Welke condities worden er geschept? Individuele kinderen activiteiten aanbieden en in de groep. Wanneer is er vrij spel.
- Pedagogisch beleid
- Emotionele veiligheid bieden
In een kinderopvang gaat het niet alleen om de structurele veiligheid van de kinderen, even zo belangrijk is de emotionele veiligheid die de opvang moet bieden. Het gaat erom dat de kinderen zich hier prettig voelen en zichzelf durven te zijn. Het bieden van emotionele veiligheid wordt als de belangrijkste van de vier opvoedingsdoelen gezien. Wanneer een kind zich niet thuis voelt in de stamgroep/ basisgroep zal het zich niet of zeer moeilijk verder ontwikkelen op gebied van persoonlijke- en sociale competenties.
De emotionele veiligheid wordt geboden door herkenbaarheid in ruimte, pedagogisch medewerkers, kinderen en invulling van de dag, maar ook de manier van benaderen naar het kind en het hebben van goed contact met de ouders spelen een rol.
- Pedagogisch werker – kind interactie
De manier hoe de pedagogisch medewerker omgaat en communiceert met de kinderen is belangrijk voor een kind. Zowel verbaal als non-verbaal straalt een PM’er veel uit wat invloed heeft op hoe een kind zich voelt.
Schoolkinderen hebben meer bewegingsvrijheid (nodig) dan kinderen van de dagopvang en gaan meer zelf ontdekken. De PM’ers zijn wel altijd in de buurt en dichtbij, waardoor ze makkelijk te benaderen zijn als de kinderen er zelf niet uitkomen. Voor de PM’ers is het ook van belang de kinderen niet uit het oog te verliezen, zowel de wat teruggetrokken kinderen als de kinderen die op de voorgrond treden, verdienen beide aandacht van de PM’ers. De afspraak is dat ieder kind op de (mid)dag even een persoonlijk momentje van contact heeft.
De PM’ers tonen affectie door lief te zijn, te troosten en te knuffelen wanneer een kind daar behoefte aan heeft. Het kind moet de ruimte hebben om emoties op een eigen manier te uiten. Zo is ook boosheid van een kind toegestaan maar mag het natuurlijk niet ten koste gaan van het welbevinden van andere kinderen. Soms kan een kind ook last hebben van verdriet, ook in dit geval is het van belang dat de PM’er met geduld en liefde het kind probeert tot rust te laten komen.
1.1.2 Groep
De groep wordt ook betrokken om de kinderen zich emotioneel veilig te laten voelen, een vaste groep kinderen geeft houvast en biedt daarbij mogelijkheden om vriendschappen op te bouwen. Kinderen leren elkaars emoties (her)kennen en op elkaar te bouwen.
Bij alle kinderen van jongs af aan is het van belang dat de PM’ers de kinderen richten op elkaar om zo een groep te vormen. Ook het begeleiden in het samenspel en het samen eten hoort daarbij. Door in de groep de namen van kinderen te blijven benoemen en elkaar te betrekken bij de groep voelen alle kinderen zich welkom in de groep.
Baby’s en dreumesen spelen vooral alleen, daarna spelen ze vooral naast elkaar en pas later echt met elkaar. Schoolkinderen maken steeds bewustere keuzes of ze alleen of samen willen spelen en met wie ze willen spelen.
Bij de schoolkinderen gaan leeftijdgenoten een steeds belangrijkere rol spelen om zich emotioneel veilig te voelen in de groep. Vriendjes en vriendinnetjes kunnen zorgen voor een fijne omgeving en gevoel voor veiligheid. Op deze leeftijd krijg je ook meer te maken met vriendschappen en conflicten. De kinderen op de BSO hebben meer (bewegings)vrijheid waardoor de PM’er er niet altijd direct bij is. Het is belangrijk dat de PM’er wel alle kinderen hoort en ziet, zodat de PM’er hen kan begeleiden indien nodig.
Ook houden we in de gaten dat er niet gepest wordt op de groep, pesten zorgt dat kinderen zich emotioneel niet veilig voelen op de groep.
1.1.3 Speel-leeromgeving inrichting en aanbod van materialen.
De groepsruimtes zijn zo ingericht dat kinderen er veilig kunnen spelen. De groepsruimten zorgen voor een ruimte waar zij zich thuis kunnen voelen.
Het gezien worden in de groep is belangrijk voor kinderen hun emotionele veiligheid. Kinderen van het KDV hebben allemaal een eigen bakje met persoonlijke spulletjes op Het Strand staan. Bij de groepen van de peuters en BSO hangen/staan er verschillende knutsel- en bouwwerken, waar de kinderen en PM’ers trots op zijn.
Bij de peutergroepen en de BSO geven we de thema’s meer ruimte en aandacht. Deze kinderen hebben al meer besef dat de groep de groep is en bij hen zal het minder invloed hebben op de emotionele veiligheid die zij voelen in de groep. Toch is het belangrijk dat er op de groepen een plekje is waar de kinderen zich even kunnen terugtrekken als ze zich even niet zo prettig voelen of gewoon even rust willen.
De schoolkinderen hebben nog meer vrijheid om een eigen plekje alleen of met vriendjes of vriendinnetjes op te zoeken, zowel binnen als buiten. PM’ers lopen dan rond en zijn bereikbaar voor hen. Verder zijn er ook bij de BSO verschillende hoeken waar zij kunnen spelen in groepjes of juist alleen.
1.1.4 Activiteiten
De emotionele veiligheid tijdens de activiteiten bieden we door de kinderen het vertrouwen te geven dat zij het kunnen. We begeleiden met name de activiteiten en helpen pas wanneer kinderen dat vragen (of non-verbaal laten blijken).
Bij schoolkinderen geven het dagritme en iedere dag een andere activiteit of sport ook houvast in de uren na schooltijd. Voor de kinderen geldt dat zij zich tijdens de activiteit graag gezien voelen en gewaardeerd. Het proces, de activiteit op zich en de warmte van PM’ers tijdens de activiteit zijn belangrijker dan het resultaat. Al het gemaakte is uniek en de spellen en bewegingsactiviteiten doen we met elkaar en doen we met plezier.
Vaste rituelen tijdens aan het eten en het vieren van bijvoorbeeld verjaardagen zorgen dat de situatie voorspelbaar wordt, waardoor de spanning minder wordt en de emotionele veiligheid groter wordt. Dit geldt voor alle leeftijden.
1.2 Het ontwikkelen van persoonlijke competenties
Het tweede opvoedingsdoel heeft betrekking op de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Kinderen leren veel nieuwe dingen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar. Niet alleen op gebied van motoriek en praten ontwikkelen zij zich, maar ook persoonlijke vaardigheden als zelfstandigheid, weerbaarheid, veerkracht en zelfvertrouwen worden ontwikkeld.
1.2.1 PM’er kind interactie
Kinderen zijn van nature vaak nieuwsgierig en uit op ontdekkingen. Het is belangrijk dat de PM’ers niets forceren en vooral morele steun geven aan het kind. Warmte, vertrouwen en geduld zijn belangrijke factoren die het kind terugziet in de houding van de pedagogisch medewerkers. Daarnaast geeft het complimenteren van het kind, wanneer hij of zij een stapje verder is gekomen een trots gevoel aan het kind. Het zelfvertrouwen groeit op die momenten en dit is belangrijk voor het aangaan van nieuwe uitdagingen.
De PM’er blijft de kinderen begeleiden op vele ontwikkelingsgebieden waaronder in hun taal, cognitieve, creatieve en motorische ontwikkeling. Bij de speeltuin BSO staan veel verschillende activiteiten op het programma uit de verschillende ontwikkelingsgebieden.
Bij de SportBSO staat vooral de motorische ontwikkeling centraal en leren de kinderen (de beginselen van) verschillende sporten. Deze verschillende activiteiten dragen ook bij aan de ontwikkeling van zelfstandigheid, weerbaarheid, veerkracht en zelfvertrouwen. De PM’ers stimuleren, motiveren en waarderen namelijk wat de kinderen doen, laten zien of maken.
1.2.2 Groep
De kracht van de groep kan ook ingezet worden om kinderen te helpen in hun persoonlijke ontwikkeling.
Vooral bij nog jonge kinderen is het belangrijk om hen te begeleiden tijdens het spelen. De kinderen hebben nog niet zoveel inzicht in gevolgen van bepaald gedrag en kunnen nog niet goed problemen oplossen. Om de kinderen persoonlijke vaardigheden te laten ontwikkelen moet er aandacht worden besteed aan het zelf oplossen van moeilijkheden met elkaar.
De PM’ers moeten bij grotere kinderen alert zijn op machtsverhoudingen, en deze zien te voorkomen. Ieder kind hoe jong of oud, groot of klein, moet zich aan de regels houden en mag niemand iets verplichten of iemand pijn doen.
Kinderen kunnen zich in een groep dus ontwikkelen door samen spellen te ontdekken of gewoon samen te spelen, zij moeten daarbij soms hun rol leren pakken. Er zal een leider zijn, een volger, er zullen compromis gesloten worden doormiddel van overleg enz. In het begin zal de PM’er daarbij een sturende rol hebben, langzaam veranderd dat naar begeleidend en bij de BSO kunnen kinderen dat steeds vaker alleen.
Natuurlijk zal de PM’er altijd mee blijven kijken, zodat de rollen misschien ook een keer gewisseld worden. Bijvoorbeeld het stille kind wat meer de leiding geven.
1.2.3. Speelleeromgeving
Op Het Strand hoeft niks, en mag (bijna) alles. Het is zo ingericht dat het veilig is en aangepast aan de behoefte van de kinderen.
Bij de BSO kunnen kinderen in de speeltuin vrij spelen, daarnaast is er ook verschillend materiaal beschikbaar om binnen te spelen. Ook daar is er een keukenhoek, bouwhoek en een speelkleed waar losse bakken mee naar toe worden genomen. Op beide groepen in de speeltuin staat een bank waar je lekker op kan zitten om te lezen of te kletsen met elkaar. Af en toe wordt er een filmpje gekeken met elkaar.
Bij de sport-BSO zijn de sportmaterialen ook beschikbaar om zelf mee te spelen en te sporten. Ze leren goed omgaan met het materiaal, maar kunnen daarbij ook zelf spellen verzinnen. Daarnaast hebben ze bij de sport-BSO ook verschillende bakken met speelgoed om binnen te spelen/bouwen en om creatief bezig te zijn.
1.2.4 Activiteiten
Op Het Strand wordt er aan de kinderen op verschillende ontwikkelingsgebieden activiteiten geboden.
Kinderen hoeven niet mee te doen met de activiteiten in de speeltuin. Toch worden ze wel gestimuleerd om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Er wordt bij deze activiteiten altijd rekening gehouden met de aard van de kinderen en wat zij al kunnen en wat nog niet. Ook tijdens groepsactiviteiten wordt ieder kind dus als een individu behandeld.
Soms worden kinderen bij moeilijke activiteiten geholpen en aan de grotere kinderen wordt soms gevraagd of zij jongere kinderen kunnen helpen. Bij creatieve activiteiten richten wij ons met de kinderen steeds vaker op het ontdekken van verschillende materialen en wat je met de verschillende materialen kan. Het resultaat verschilt per kind. Iedereen op zijn eigen manier laten ontdekken (en ontwikkelen) staat centraal.
Bij de sportBSO willen we wel dat iedereen meedoet aan de sportactiviteit. Deze sportactiviteiten worden opgebouwd van makkelijk naar moeilijk. Daarbij wordt gekeken wat de kinderen al kunnen en waarbij ze kunnen worden uitgedaagd om door te groeien. Voor en na de sportactiviteit mogen de kinderen wel doen wat zij zelf willen.
Daarnaast werkt Het Strand met thema’s. De thema’s staan dicht bij de belevingswereld van de kinderen. Bij de BSO proberen we zo goed mogelijk af te wisselen in de verschillende ontwikkelingsgebieden.
1.3 Het ontwikkelen van sociale competenties
Het derde opvoedingsdoel heeft betrekking op de sociale ontwikkeling van het kind.
Kinderen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar hebben nog veel te leren wat betreft omgang en contact met andere kinderen.
Op jonge leeftijd hebben de kinderen hier te maken met andere kinderen, zij zullen moeten leren delen, leren op hun beurt te wachten, leren praten en uitleggen wat zij willen en elkaar helpen en troosten. Ook moeten kinderen leren omgaan met boosheid, zowel boosheid van zichzelf als van een ander. Het vormen van een groep is belangrijk voor de sociale ontwikkeling.
1.3.1 PM’er-kind-interactie
Het is belangrijk hoe PM’ers omgaan met de kinderen. Een goede manier van communiceren is belangrijk voor kinderen om te zien, te imiteren en uiteindelijk zelf te leren. Door non-verbale communicatie te verwoorden aan kinderen, zoals een verdrietig, een boos of een blij gezicht kan hen geleerd worden andere kinderen te begrijpen. Voor de BSO kinderen is het ook belangrijk dat zij leren te verwoorden wat ze willen, zodat het contact met anderen makkelijker wordt.
Kinderen leren dus van de sociale handelingen van anderen. Hoe troost je iemand, hoe ga je om met iemand die boos is. Hoe ouder de kinderen worden des te vaardiger worden zij in het omgaan met emoties van anderen, maar ook met emoties van zichzelf (naar anderen).
De PM’er ziet en reageert op de emoties van kinderen (en collega’s).
Door als PM’er zelf actief te luisteren, enthousiasme te tonen en aandacht te hebben voor hetgeen waarmee de kinderen bezig zijn, voelen kinderen zich gewaardeerd en krijgen zij een beeld van de manier waarop je om moet gaan met anderen. Ook als kinderen elkaar helpen is het belangrijk dat de PM’ers hierop reageren en de kinderen complimenteren. Hiermee stimuleer je het pro-sociaal gedrag bij kinderen.
1.3.2. Groep
De pedagogisch medewerkers van Het Strand zullen de kinderen helpen om elkaar te begrijpen. Helemaal bij de jongere kinderen moeten de gedragingen en emoties soms ‘vertaald’ en duidelijk uitgesproken worden voordat kinderen dingen van elkaar begrijpen. Ook moeten kinderen leren in een groep dat ze soms moeten wachten op hun beurt. Door de eenheid als groep zijn er wel vaak grotere kinderen die een jonger kindje kunnen helpen.
Leren samenspelen is heel ook belangrijk. Het oplossen van conflicten en het weerbaar maken van de kinderen hoort bij het stimuleren van de sociale competenties. Bij jonge kinderen is het begeleiden tijdens het spelen soms noodzakelijk. Zij zien nog geen gevaren en hebben nog geen inzicht hoe bepaalde handelingen gevolgen voor andere kinderen kunnen hebben. Bij oudere kinderen schuilt het gevaar dat zij niet inzien dat de kleinere kinderen nog niet zo veel kunnen als zij, zoals bijvoorbeeld evenwicht bewaren. Het begeleiden, helpen en uitleggen in zulke situaties zorgt ervoor dat kinderen van elkaar leren.
Op Het Strand gebruiken wij ook vooral het ‘positief leidinggeven’ in de groep. Zodra er dingen (dreigen te) gebeuren die niet wenselijk zijn, buigen we dit om door te benoemen wat wel mag en kan. Bijvoorbeeld in plaats van ‘niet rennen’, zeggen we ‘we lopen binnen’. Als we zien dat kinderen willen afpakken, benoemen we de gevoelens, ‘jij wil ook volgens mij, zullen we kijken voor een andere .. ‘. Dit geldt voor zowel het KDV als de BSO.
1.3.3 Speelleeromgeving
Het is belangrijk dat de ruimte ook mogelijkheden biedt om kinderen in kleine groepjes te laten spelen. In kleine groepjes kunnen kinderen makkelijker sociale vaardigheden oefenen zonder hulp van volwassenen. Bij de wat oudere kinderen, peuters en/of schoolkinderen kan er ook verschillende materialen en de hoeveelheid materialen worden aangeboden om sociale vaardigheden uit te lokken bij kinderen en te verbeteren. Meerdere zelfde spullen geeft minder strijd tussen kinderen, kinderen kunnen het spel goed van elkaar kopiëren zonder iets af te pakken. Daarentegen zullen zij ook moeten leren om te wachten tot zij met iets kunnen spelen. Bij de BSO kan ook gekeken worden naar de balans van binnen en buitenspelen.
1.3.4 Activiteiten
Pedagogisch medewerkers kunnen doormiddel van (kleine) activiteiten de sociale vaardigheden van kinderen verbeteren.
Bij activiteiten om de sociale vaardigheden te ontwikkelen horen bijvoorbeeld ook het samen aan tafel eten. Per leeftijd hangt dan af wat er mag worden verwacht van de kinderen. De PM’er stimuleert de sociale vaardigheden door te benoemen met wie je zit en wat er aan tafel gebeurt. We zitten met elkaar aan tafel en benoemen we dat we even wachten op elkaar en vragen soms ook of het ene kind het andere kind even kan helpen of iets wil aangeven.
Bij de schoolgaande kinderen wordt het helpen van elkaar ook gestimuleerd. Zowel bij de gerichte activiteiten als tussendoor. Met spellen of juist met de creatieve activiteiten is samenwerken fijn. Met spellen en sporten help je kinderen ook teleurstellingen als verliezen te verwerken. Teamgevoel creëren en samenspel bevorderen bij sporten doen we ook bij de Sport-BSO.
Als er kinderen pijn hebben worden zij getroost, ook daarbij helpen de kinderen ook elkaar BSO. In de speeltuin of bij de Sport-BSO zijn groepsgenootjes soms eerder bij het gevallen kind dan de PM’er om te helpen of om de PM’er te roepen.
Pro-sociaal gedrag benoemen en bekrachtigen we op de groep en stimuleren wij actief bij Het Strand.
1.4 Het eigen maken van normen en waarden
Iedere cultuur kent verschillende normen en waarden. Sommige waarden en bijbehorende normen zullen altijd gelden. Eén daarvan is dat je respect moet hebben voor de ander en deze dus geen pijn mag doen. Andere normen en waarden verschillen per gezin en omgeving. Het is voor de kinderen belangrijk dat zij weten welke normen en waarden er gelden binnen de opvang.
De belangrijkste normen en waarden die worden aangehouden zijn vriendelijk zijn voor elkaar en eenvoudige omgangsvormen zoals dank je wel en alsjeblieft zeggen. Het hebben van respect voor elkaar, voor materiaal en voor de natuur is ook een punt waar nog volop aandacht wordt besteed binnen de opvang.
1.4.1 PM’er-kind interactie
De pedagogisch medewerkers van Het Strand geven het goede voorbeeld aan de kinderen. Door zelf goed te luisteren naar de kinderen, geduld te hebben, uitleg te geven en respect/begrip voor de kinderen te hebben voelen zij dat ze er mogen zijn en kunnen ze ook een voorbeeld aan de PM’er nemen.
Wanneer kinderen zich niet naar onze normen en waarden gedragen, proberen we dat op een goede manier uit te leggen. We maken op Het Strand gebruik van het positief opvoeden. Daarbij vertellen we met name wat we wel bij de kinderen willen zien en leggen we de focus minder op het ongewenste gedrag. (Bijvoorbeeld ‘we gaan spelen en rijden met de auto’ i.p.v. ‘niet gooien’ en ‘we praten tegen elkaar’ i.p.v. ‘niet schreeuwen’.)
Bij de BSO geldt ook dat we ons zoveel mogelijk richten op het positief leidinggeven. Bij onfatsoenlijk gedrag bespreken we hoe we het gewenste gedrag naar voren kunnen krijgen bij het kind door in gesprek te gaan. Als dit niet werkt zal de PM-er de ouders er ook betrekken in de gesprekken.
Verschillende culturen kunnen ook meespelen in verschillende opvattingen over de gewenste normen en waarden. Hier wordt dan naar gevraagd bij de ouders en/ of aan de kinderen zelf (BSO-groep). Kunnen de ouders/kinderen zelf een en ander vertellen over gebruiken en normen en waarden in andere culturen? Als kennis wordt gedeeld kan er op een respectvolle manier naar een omgang gekeken worden die voor alle partijen goed is.
De meningen en opvattingen van kinderen en PM-ers mogen verschillend zijn. Er is respect voor de opvattingen, mits deze ook onderbouwd zijn. Alleen dan kun je goed in gesprek gaan met elkaar.
1.4.2 Groep
Kinderopvang is een goede manier om kinderen al heel vroeg mee te nemen in de normen en waarden die er gelden in de maatschappij. De jongste kinderen zullen in de groep de gedragsregels zoals op hun beurt wachten en niet afpakken nog moeten worden herhaald. Ook het zeggen van dank je wel en alsjeblieft is bij hen soms nog lastig.
Bij de kinderen die al wat verder in met taalontwikkeling zijn, kun je soms ook wat dieper ingaan in verschillen in normen en waarden. Dit kan gaan over culturele verschillen, maar ook hoe je omgaat met ingrijpende gebeurtenissen als de dood, scheiding, en verhuizingen.
De groepsgesprekken zijn een kracht van de kinderopvang. Het (leren) respecteren van verschillen doormiddel van uitleg en dialogen tussen kinderen onderling en met de pm-er.
1.4.3 Speel leeromgeving
Bij Het Strand vinden we bewegen belangrijk, toch gelden ook hier regels voor. Op Het Strand geldt de regel dat we binnen op de groep lopen, en buiten drukker kunnen doen en lekker rennen. We laten kinderen verschillende materialen en speelgoed ontdekken, maar leren hun wel dat dingen niet kapot hoeven. Dit geldt voor alle leeftijden, van baby tot schoolkind.
Als je kijkt naar diversiteit tussen mensen, zoals verschillend uiterlijk, verschillende culturen, mensen uit verschillende samenlevingen en uit verschillende landen, proberen we dat bij Het Strand onder de aandacht te brengen door aanbod in multiculturele materialen en het daarmee bespreekbaar te maken op de groep. Verschillende poppen, boekjes en andere materialen zijn op de groep te vinden.
1.4.4 Activiteiten
Tijdens activiteiten leren we kinderen dat het fijn is om bezig te zijn, met elkaar of alleen, creatief of fysiek. Het gaat om het proces en niet om het eindresultaat.
We leren kinderen respect te hebben voor elkaar zijn of haar kunstwerk of prestatie.
We vieren de nationale feestdagen met elkaar, zoals Valentijnsdag, Pasen, Vader- en Moederdag, sinterklaas en kerst. Als er kinderen zijn die iets willen vertellen of meenemen uit een andere cultuur of over een bepaalde feestdag dan stimuleren wij dat.
Iedereen is anders en dat mag!